Er zijn verschillende partijen die er voor zorgen dat de gewasbeschermingsmiddelen veilig zijn en goed worden toegepast. Gewasbeschermingsmiddelen mogen alleen op de markt komen als zij veilig te gebruiken zijn. Het middel mag niet schadelijk zijn voor mens, dier en milieu bij gebruik volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift.
Het gebruiksvoorschrift zijn de aanwijzingen op het etiket hoe het middel moet worden gebruikt. Het CTGB (college voor toelating gewasbeschermingsmiddelen) voert onderzoeken uit die bewijzen dat de toegelaten gewasbeschermingsmiddelen veilig zijn.
De boer moet gecertificeerd zijn om de gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken en moet zich houden aan het wettelijk gebruiksvoorschrift welke vermeld staat op het etiket van een middel. Voorbeelden van zaken die vermeld staan op het etiket zijn: hoeveel middel er gebruikt mag worden per keer, hoe vaak het mag worden toegepast, wat voor drift reducerende dop moet worden gebruikt, in welke gewassen het mag worden toegepast en in welke periode het moet worden toegepast. Daarnaast zijn er een aantal standaard regels waar een agrarische ondernemer zich aan moet houden. Voorbeelden hiervan zijn: er mag niet gespoten worden bij een windkracht van meer dan 5 meter per seconde op spuitdop hoogte, langs watervoerende sloten moet gespoten worden met een kantdop en alle gespoten middelen moeten per spuitbeurt op perceel niveau worden geregistreerd.
De NVWA (Nederlandse voedsel en warenautoriteit) controleert en handhaaft deze regels. Dit doen zij samen met de inspectie SZW, de inspectie voor de leefomgeving en transport (ILT) en de waterschappen.
Meer informatie over gewasbeschermingsmiddelen kunt u vinden op de volgende sites: